Route 2. Leidraad Veilige Zorgrelatie bij grensoverschrijdend gedrag of geweld door medewerkers.

Stap 0. Acties bij levensbedreigende situaties

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Medewerker.
    • Gedragskundige.
    • Leidinggevende in geval van agressie van mogelijke pleger naar medewerker en/of andere cliënten.

Adviesverantwoordelijk:

    • Gedragskundige adviseert medewerker.
    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige en leidinggevende.

Acties

  1. Blijkt uit waarneming of informatie dat er acuut gevaar dreigt:
    • Contact politie op telefoonnummer 112 en/of
    • Contact ambulance op telefoonnummer 112.
  2. Breng de cliënt in veiligheid als dat mogelijk is en let daarbij op de eigen veiligheid en de veiligheid van andere cliënten.
  3. Contact de leidinggevende.
  4. Documenteer objectief en feitelijk In het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • het incident / de calamiteit.
    • eventuele schade bij cliënt.
    • gevolgde procedure (zonder dat daarin namen van medewerkers genoemd staan).
  5. Ga door naar stap 1.

Stap 1. Signaleer grensoverschrijdend gedrag en geweld

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Medewerker die het incident / de calamiteit heeft gesignaleerd.
    • Leidinggevende in geval van agressie van mogelijke pleger naar medewerker en/of andere cliënten.

Adviesverantwoordelijk:

    • Gedragskundige adviseert medewerker.
    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige en leidinggevende.

Acties

  1. Bij signalen tijdens werkzaamheden:
    • Constateer de (mogelijke) signalen.
    • Toets of onderbuikgevoelens onderbouwd kunnen worden door feiten.
    • Stel vast welke feiten je hebt geconstateerd.
    • Wees extra alert.
  2. Bij een onthulling van een cliënt:
    • Laat de cliënt het verhaal vertellen.
    • Hoor het verhaal rustig aan.
    • Vraag of de cliënt de situatie wil melden of meld zelf (evt. samen met de cliënt) bij de leidinggevende.
    • Betrek de cliënt of diens vertegenwoordiger zo goed mogelijk bij het melden.
    • Beloof geen geheimhouding.
  3. Bij het zelf zien van het grensoverschrijdend gedrag:
    • Spreek de pleger op zijn/haar gedrag aan.
    • Meld het grensoverschrijdend gedrag bij de leidinggevende.
    • Is er een vermoeden van strafbaar gedrag, betrek de politie tijdig, maak geen bewijs ‘stuk’, en laat het gesprek met pleger door de politie voeren.
  4. Documenteer objectief en feitelijk In het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • het incident / de calamiteit.
    • eventuele schade bij cliënt.
    • Op welke wijze het incident / de calamiteit is gesignaleerd.
    • gevolgde procedure (zonder dat daarin namen van medewerkers genoemd staan).
  5. Ga door naar stap 2.

Stap 2. Bespreek en meld binnen de organisatie

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Medewerker die het incident / de calamiteit heeft gesignaleerd.
    • Gedragskundige cliënt.
    • Leidinggevende cliënt.
    • Leidinggevende medewerker (ook in geval van agressie van mogelijke pleger naar medewerker en/of andere cliënten).
    • Functionaris personeelsbeleid.
    • Procesregisseur.

Adviesverantwoordelijk:

    • Gedragskundige adviseert medewerker.
    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige, leidinggevende en procesregisseur.

Acties

  1. Overleg met een aangewezen functionaris over:
    • de (mogelijke) signalen.
    • of onderbuikgevoelens onderbouwd kunnen worden door feiten.
    • welke feiten je hebt geconstateerd en hoe dat kan worden geduid.
    • of een interne melding nodig is.
  2. Overleg ook wanneer:
    • er twijfels zijn hoe het gedrag moet worden geïnterpreteerd.
    • wanneer er twijfel of angst is om de collega aan te spreken.
  3. Doe een MIC-melding (Melding Incidenten Cliënt).
  4. Doe een interne melding bij de leidinggevende/directie/bestuurder wanneer zorgen blijven.
  5. Doe een interne melding bij de leidinggevende/directie/bestuurder zonder overleg wanneer:
    • er sprake is van duidelijk grensoverschrijdend gedrag of mishandeling.
    • de omstandigheden bedreigend zijn voor iemand.
  6. Aangewezen functionaris overlegt met de politie wanneer:
    • er mogelijk strafbaar gedrag plaats heeft gevonden, zoals diefstal, seksueel misbruik, bedreiging of mishandeling en stemt af over aanpak.
  7. Voorkom naming and shaming door zorgvuldigheidsafspraken.
  8. Indien een cliënt/diens vertegenwoordiger bij een medewerker meldt, volgt de medewerker dit stappenplan.
  9. Organiseer een multidisciplinair overleg (MDO) met betrokken professionals om op procesniveau afspraken te maken over de te volgen procedure:
    • Op procesniveau wordt afgestemd over:
      • wat het doel van de interventie is.
      • wat het resultaat van de interventie is.
      • wie waar verantwoordelijk voor is.
      • welke richtlijn wordt gevolgd.
      • welke acties worden uitgezet.
      • op welke wijze wordt samengewerkt en afgestemd.
      • op welke wijze over welke acties wordt teruggekoppeld.
      • hoe wordt op- en afgeschaald indien nodig.
      • Wanneer een voortgangs- of evaluatieoverleg met wie plaatsvindt.
  10. Er wordt een relevant verslag gemaakt, kort en bondig, waarin afspraken zo worden vastgelegd dat duidelijk is wie, wat, wanneer met welk doel doet.
  11. Bij het overleg zijn in ieder geval aanwezig:
    • verantwoordelijke gedragskundige van de cliënt
    • verantwoordelijke leidinggevende van de cliënt
    • verantwoordelijke leidinggevende van de (mogelijke) pleger
    • verantwoordelijke functionaris personeelsbeleid
    • procesregisseur (voorzitter)
  12. Documenteer objectief en feitelijk In het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • eventueel met wie overleg heeft plaatsgevonden en wat de uitkomst van het overleg is.
    • of er een interne melding is gedaan en op welke gronden.
    • indien er overleg met politie heeft plaatsgevonden, de uitkomst van dit overleg.
    • de zorgvuldigheidsafspraken.
  13. Ga door naar stap 3.

Stap 3. Bespreek met de cliënt en/of diens vertegenwoordiger

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Gedragskundige cliënt.
    • Leidinggevende cliënt.

Adviesverantwoordelijk:

    • Gedragskundige adviseert medewerker.
    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige, leidinggevende en procesregisseur.

Acties

  1. Bereid het gesprek voor:
    • Stel het doel vast.
    • Bedenk welke feiten je gaat benoemen.
    • Bedenk wat er minimaal moet gebeuren.
    • Stel vast wie er betrokken dienen te worden (let op gezaghebbende ouder, mentor of curator).
    • Vraag de cliënt en/of diens vertegenwoordiger vooraf of deze behoefte heeft aan een vertrouwenspersoon bij het gesprek en zorg hiervoor.
  2. Ga in gesprek met de cliënt en/of diens vertegenwoordiger:
    • Deel feiten over wat er is gebeurd.
    • Vraag hoe de cliënt dit heeft ervaren.
    • Verhelder de situatie.
    • Bespreek wat nu kan worden gedaan om de situatie veiliger te maken voor de cliënt en waar de cliënt nu behoefte aan heeft.
    • Verstrek informatie over een eventueel vervolgtraject.
    • Informeer, overleg en bespreek de interne melding.
  3. Betrek de cliënt bij het vervolgtraject en geef zo mogelijk inspraak.
  4. Documenteer objectief en feitelijk In het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • met wie een gesprek is gevoerd over het incident / de calamiteit.
    • de reactie van de cliënt en/of vertegenwoordiger op deze signalen.
    • De afspraken die zijn gemaakt over het herstellen van de veiligheid voor de cliënt.
    • indien een interne melding is gedaan, de reactie op deze melding.
    • de afspraken die zijn gemaakt over een eventueel vervolgtraject.
  5. Ga door naar stap 4.

Stap 4. Bespreek met de (mogelijke) pleger

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Leidinggevende medewerker (ook in geval van agressie van mogelijke pleger naar medewerker en/of andere cliënten).
    • Functionaris personeelsbeleid.

Adviesverantwoordelijk:

    • Aandachtsfunctionaris adviseert leidinggevende.

Acties

  1. Ondersteun de (mogelijke) pleger:
    • Vraag of hij of zij behoefte heeft aan een door hem/haar zelf te kiezen vertrouwenspersoon bij het gesprek.
  2. Bespreek de situatie met de (mogelijke) pleger als er signalen zijn of een interne melding is gedaan:
    • Deel feiten over de signalen of de interne melding.
    • Vraag hoe de medewerker dit heeft ervaren.
    • Verhelder de situatie.
    • Verstrek informatie over een eventueel vervolgtraject.
    • In geval van mogelijk strafbaar gedrag voert de politie het gesprek.
  3. Overleg bij twijfel over de strafbaarheid met de politie.
  4. In geval van mogelijk strafbaar gedrag wordt met de politie overlegt wie welk contact met de (mogelijke) pleger heeft.
  5. Documenteer objectief en feitelijk In het personeelsdossier van de (mogelijke) pleger:
    • met wie een gesprek is gevoerd over het incident / de calamiteit.
    • eventuele schade bij de cliënt.
    • de reactie van de (mogelijke) pleger op deze signalen.
    • indien een interne melding is gedaan, de reactie op deze melding.
    • de afspraken die zijn gemaakt over een eventueel vervolgtraject: maatregelen en gevolgde procedure.
  6. Ga door naar stap 5.

Stap 5. Stop, meld extern en tref maatregelen

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Gedragskundige cliënt.
    • Leidinggevende cliënt.
    • Leidinggevende medewerker.
    • Functionaris personeelsbeleid.
    • Procesregisseur.

Adviesverantwoordelijk:

    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige, leidinggevende en procesregisseur.

Acties

  1. Stop het grensoverschrijdend gedrag of geweld:
    • Neem passende acties om het grensoverschrijdend gedrag of de mishandeling te stoppen.
  2. Meld zonodig bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ):
    • Beoordeel of er een externe melding aan IGJ moet worden gedaan.
    • Een melding is verplicht bij iedere vorm van geweld van een zorgverlener tegenover een cliënt. Het maakt daarbij niet uit waar het geweld heeft plaatsgevonden.
    • De bestuurder meldt onverwijld bij IGJ. Dit betekent dat:
      • De melding binnen 3 werkdagen wordt gedaan nadat is vastgesteld dat het om veilige zorgrelatie gaat.
      • Bij twijfel is er vanaf de constatering van de gebeurtenis 6 weken de tijd om te onderzoeken of er sprake is van een onveilige zorgrelatie. Zodra wordt vastgesteld dat er sprake is van een onveilige zorgrelatie, dan meldt de bestuurder dat binnen 3 werkdagen.
      • Indien na het onderzoek nog steeds niet duidelijk is of het om een onveilige zorgrelatie gaat, IGJ adviseert om de gebeurtenis wel te melden.
  3. Laat een geschoolde gedragswetenschapper zonodig een taxatiegesprek met de cliënt voeren.
  4. Onderzoek zonodig het incident met een prismaonderzoek.
  5. Meld of doe aangifte bij politie (zo nodig):
    • Beoordeel of er melding of aangifte bij de politie moet worden gedaan.
    • Indien een melding of aangifte indien nodig.
  6. Tref sancties en maatregelen:
    • Bepaal, op basis van de beoordeling en eventueel aanvullend onderzoek naar aanleiding van de externe melding en/of aangifte bij de politie, of sancties of maatregelen nodig zijn tegen de medewerker die grensoverschrijdend gedrag of mishandeling heeft gepleegd in de zorgrelatie.
    • Bepaal, organiseer en voer de sancties en maatregelen uit.
  7. Documenteer objectief en feitelijk In het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • welke passende acties zijn genomen om de veiligheid van de cliënt te herstellen.
    • de eventuele melding bij IGJ.
    • de eventuele melding of aangifte bij de politie.
  8. Documenteer objectief en feitelijk In het personeelsdossier van de (mogelijke) pleger:
    • de eventuele melding bij IGJ.
    • de eventuele melding of aangifte bij de politie.
    • de eventuele sancties en maatregelen die tegen de (mogelijke) pleger worden genomen.
  9. Ga door naar stap 6.

Stap 6. Communiceer zorgvuldig, verleen nazorg en evalueer.

Verantwoordelijk

Handelverantwoordelijk:

    • Gedragskundige cliënt.
    • Leidinggevende cliënt.
    • Leidinggevende medewerker.
    • Functionaris personeelsbeleid.
    • Procesregisseur.

Adviesverantwoordelijk:

    • Gedragskundige adviseert medewerker.
    • Aandachtsfunctionaris adviseert gedragskundige, leidinggevende en procesregisseur.

Acties

  1. Organiseer opvang en nazorg voor cliënt en familie:
    • Vang cliënten en familie (indien nodig) direct op na een incident en geef passende aandacht en zorg.
    • Denk ook aan nazorg op de langere termijn.
  2. Organiseer opvang en nazorg in de organisatie-eenheid:
    • Vang medewerkers of het team (indien nodig) direct op na een incident en geef passende aandacht en zorg.
    • Denk ook aan nazorg op de langere termijn.
  3. Organiseer opvang en nazorg voor de pleger:
    • Vang de pleger (indien nodig) direct op na een incident en geef daarna passende aandacht en zorg.
    • Denk ook aan nazorg op de langere termijn.
  4. Organiseer opvang en (na)zorg voor degene die onterecht als pleger is aangewezen:
    • Vang (indien nodig) de betrokkene die onterecht als pleger is aangewezen en geef passende aandacht en zorg.
    • Denk ook aan nazorg op de langere termijn.
  5. Evalueer en leer van de situatie:
    • Evalueer en leer van de situatie.
    • Maak indien nodig nieuwe afspraken / beleid en voer deze uit.
  6. Communiceer zorgvuldig over de situatie in de organisatie(-eenheid) en met andere betrokkenen:
    • Zorg ervoor dat zorgvuldig wordt gecommuniceerd over de situatie in de organisatie(-eenheid) of het (ambulante) team, waarbij recht wordt gedaan aan de belangen en privacy van alle betrokkenen.
  7. Organiseer een multidisciplinair overleg (MDO) met betrokken professionals om op procesniveau te evalueren over de gevolgde procedure:
  8. Op procesniveau wordt geëvalueerd over:
    • wat het doel van de interventie was.
    • wat het resultaat van de interventie is en of dit effectief is behaald.
    • wie waar verantwoordelijk voor was, wat het effect was en of er is afgeweken en zo ja, wat het effect hiervan was.
    • welke richtlijn op welke wijze is gevolgd, wat het effect was en of er is afgeweken en zo ja, wat het effect hiervan was.
    • welke acties zijn uitgezet, wat het resultaat was, of er is afgeweken en zo ja, wat het effect hiervan was.
    • op welke wijze is samengewerkt en afgestemd en wat het effect was.
    • op welke wijze over welke acties is teruggekoppeld en of deze wijze van terugkoppelen en communiceren effectief is geweest.
    • hoe is op- en afgeschaald indien dit nodig was, wat het effect is en of er is afgeweken en zo ja, wat het effect hiervan was.
    • De leerpunten en of deze leerpunten in het beleid of de richtlijnen kunnen worden ingebed zodat de kwaliteit van werken wordt versterkt.
  9. Er wordt een relevant, kort en bondig evaluatieverslag gemaakt, waarin leerpunten en acties worden vastgelegd.
  10. Bij het overleg zijn in ieder geval aanwezig:
    • verantwoordelijke gedragskundige van de cliënt
    • verantwoordelijke leidinggevende van de cliënt
    • verantwoordelijke leidinggevende van de (mogelijke) pleger
    • verantwoordelijke functionaris personeelsbeleid
    • procesregisseur (voorzitter)
  11. Documenteer in het cliëntendossier van het slachtoffer:
    • op welke wijze opvang en nazorg voor cliënt is georganiseerd.
    • Eventuele relevante informatie vanuit de evaluatie.
  12. Documenteer In het personeelsdossier van de (mogelijke) pleger:
    • op welke wijze opvang en nazorg voor de (mogelijke) pleger is georganiseerd.
    • Eventuele relevante informatie vanuit de evaluatie.